Stijgende prijzen van auto- en verwarmingsbrandstoffen en groenten waren de voornaamste oorzaken van de flink oplopende inflatie in de eurolanden in januari. Dat blijkt uit definitieve cijfers die statistiekbureau Eurostat woensdag heeft gepubliceerd.
Het gemiddelde prijsniveau voor consumenten in de eurolanden lag in januari 1,8 procent hoger dan een jaar eerder. Dat komt overeen met een eerste raming die eind januari werd gepubliceerd. In december lag de inflatie met 1,1 procent nog een stuk lager.
Met name aan autobrandstoffen waren consumenten flink meer kwijt. De prijzen aan de pomp lagen gemiddeld 14 procent hoger dan een jaar eerder. Stookolie was ruim een kwart duurder dan in januari 2016. Ook de prijzen van groenten hadden met een stijging van bijna 10 procent een opdrijvend effect op de inflatie.
Brood juist goedkoper
Telecomdiensten daarentegen werden gemiddeld 1,2 procent goedkoper in de negentien landen waar met de euro wordt betaald. Ook de prijsontwikkeling van brood en andere graanproducten had een drukkend effect.
De Europese Centrale Bank (ECB) streeft naar een gemiddelde inflatie die net onder de 2 procent ligt. Hoewel dat doel dichtbij lijkt, valt voorlopig geen afzwakking te verwachten van het stimuleringsbeleid dat de ECB voert om het prijspeil op te drijven. Daarvoor zijn de prijsstijgingen nog te veel afhankelijk van de olieprijzen.
Dat komt tot uitdrukking in de kerninflatie, waarin de prijzen van voedsel en energie niet zijn meegerekend. Die bleef vorige maand stabiel op 0,9 procent.
Binnen het eurogebied lopen de ontwikkelingen van het prijsniveau bovendien nog altijd sterk uiteen. De geldontwaarding was het sterkst in België (3,1 procent), Letland en Spanje (allebei 2,9 procent). Ierland kende de laagste inflatie (0,2 procent). In Nederland werd het leven 1,6 procent duurder.